DE BAKKER EN HET MEISJE
Hoe een hardwerkende bakker bijna de dupe werd van een verkoopster die niet had nagedacht.
Onze cliënt drijft een lunchroom ergens in Amsterdam alwaar hij ook lekkere broodjes en croissants bakt. Deze onderneming heeft verschillende werknemers waaronder ook Loes. Het gaat niet zo lekker op het werk met Loes, ze heeft er niet veel zin maar haar arbeidsovereenkomst loopt nog zeven maanden door. En dat terwijl ze graag met vakantie wil.
Loes besluit om in maart 2018 ontslag te nemen met inachtneming van de maand opzegtermijn. De bakker heeft van zijn boekhouder begrepen dat hij in zo’n geval een briefje moet laten ondertekenen. Want voor je het weet komt een werknemer terug op zijn of haar besluit en dan heb je een probleem wanneer je als werkgever niet kunt aantonen dat de werknemer toch echt zelf heeft opgezegd. Voor de zekerheid laat hij Loes twee ontslagbriefjes tekenen.
In mei gaat Loes weg en eind juni krijgt de bakker ineens een brief van een advocaat: Loes heeft nooit ontslag genomen en zij wil blijven werken. Of de bakker maar even het loon wil doorbetalen. Dan komt de bakker bij ons. Het verhaal van Loes is nu, dat zij bij haar indiensttreding allerlei briefjes moest tekenen, waaronder dus kennelijk een ontslagbriefje. Maar zij wist helemaal niet wat zij tekende. En zij was even met vakantie, maar daarna heeft zij zich gewoon weer bij de bakker gemeld. De bakker reageerde echter niet en betaalde haar loon ook niet uit, zodat Loes wel naar een advocaat moest.
Na de weigering van onze cliënt en de daarover gevoerde correspondentie tussen de advocaten, besluit Loes om naar de rechter te stappen. Voor een werkgever een redelijk riskante zaak, want werknemers worden goed beschermd in Nederland. Wat nu wanneer de rechter het verhaal van Loes zou geloven? Loes vordert duizenden euro’s aan achterstallig salaris en onmiddellijke wedertewerkstelling. Bovendien wil zij nog een boete op het salaris dat niet is betaald en een veroordeling van de bakker in de proceskosten. Wanneer dit alles wordt toegewezen, heeft de bakker een groot probleem.
Tijdens de zitting wezen wij er op dat op het briefje eigenlijk niet veel meer staat dan dat de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt opgezegd en dat Loes gewoon Nederlands spreekt en schrijft. Zij moet hebben geweten wat zij tekende. Bovendien heeft Loes nooit vakantie aangevraagd, maar is zij wel in mei een paar weken weggegaan. Dan moet Loes er van uit zijn gegaan dat zij geen werk meer had. Kennelijk is Loes naar het UWV gegaan en heeft zij daar begrepen dat zij geen WW uitkering zal krijgen omdat zij zelf ontslag heeft genomen en is dat de reden dat zij deze vordering heeft ingesteld.
Ook hebben wij gezegd dat er twee smaken zijn: of Loes heeft zelf ontslag genomen en dan is er geen dienstverband meer of er is ontslag gegeven (dat heeft Loes namelijk een paar keer gesteld) en dan is Loes te laat met het instellen van een vordering. Zij had dan twee maanden de tijd na dit zogenaamd gegeven ontslag om vernietiging te vragen. Na het verstrijken van deze vervaltermijn is de werknemer niet-ontvankelijk.
De rechter vindt dat er geen sprake is van een opzegging door de werkgever. De rechter oordeelt dat, hoewel de jurisprudentie hierover wisselend is, Loes de eindafrekening die zij in mei ontving en het feit dat zij niet meer ingeroosterd werd, niet behoefte aan te merken als een opzegging door de werkgever. Loes had de handelingen van de bakker wel als opzegging kunnen opvatten maar had dat niet hoeven doen. Er is daardoor geen vervaltermijn verstreken. Loes is ontvankelijk in haar vordering.
Maar deze vordering van Loes wordt afgewezen omdat de rechter het voldoende aannemelijk vindt dat Loes zelf ontslag heeft genomen. Dat zij niet wist wat zij tekende, komt de rechter onlogisch en zelfs onwaarachtig voor. Ook vindt de rechter het feit dat Loes zolang heeft gewacht met juridische stappen er op wijzen dat Loes wel degelijk zelf opgezegd heeft en daarom wordt haar vordering afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de bakker.